Academy of Management 2019

Jaarlijks vindt er in de Verenigde Staten een vijfdaagse conferentie plaats voor onderzoekers, opleiders en practitioners op het gebied van management en organisatie. Van 9 tot 13 augustus verzamelden in Boston het recordaantal van 11.000 deelnemers uit 94 landen voor een gigantisch aanbod van ruim 2200 sessies: workshops, presentaties, symposia, papersessies, social events, enzovoorts. De Academy of Management is een soort snoepwinkel waarin je jezelf  tegoed kunt doen aan de laatste inzichten en de nieuwste trends, in direct contact met de smaakmakers zelf. Voor mij een buitenkansje om ook even op bezoek te gaan bij mijn oudste dochter die in Boston woont en werkt.

Bij deze conferentie zijn ook Hele Grote Namen in Management en organisatie aanwezig om te presenteren, workshops te leiden of gewoon zelf deel te nemen (zoals Henry Mintzberg, Ann Langley, Otto Scharmer, Amy Edmonson, Kim Cameron en Robert Quinn, om een paar van die Namen te droppen). Het leuke is dat ook dit soort coryfeeën op zo’n conferentie heel benaderbaar zijn, zelfs geinteresseerd blijken in je werk. Zelf kreeg ik waarderende feedback op mijn eigen onderzoek van actie-onderzoeker David Coghlan, werd ik getracteerd op de geschiedenis van het vak doordat ik dineerde met de Grand Old Lady van het Tavistock Institute (Jean E. Neumann), en ontving ik concrete tips om mijn werk gepubliceerd te krijgen van Wendy Smith (redacteur van AMJ -Academie of Management Journal).

Boston

Het is wel even zoeken op zo’n gigantische conferentie waar het op je eigen gebied gebeurt. Mijn onderzoek gaat over het begeleiden van leren in management consultancy. Ik volgde gedurende de verschillende dagen her en der sessies van vroeg in de ochtend tot laat in de avond, die achteraf vooral bij vier verschillende divisies bleken te horen.

Het meeste thuis voelde ik me bij Management Consultancy en vooral bij Organization Development and Change, niet toevallig twee divisies waar de meeste practitioners bij aangesloten zijn. De sessies in deze divisies waren ook inderdaad wat minder abstract dan die bij de meeste andere divisies. Zo woonde ik een presentatie bij van onderzoek vanuit de Actor Network Theory (ANT) naar de relatie tussen consultant en klant. De onderzoekers lieten zien hoe consultants de relatie met hun klant positief beinvloeden door te luisteren, een ethische houding aan te nemen en ondersteuning te bieden. Ik hoorde overigens niets over hoe consultants leren stimuleren (waarbij ze die relatie ook weer wat onder druk zetten). Hoewel leren ook bij deze conferentie niet meer zo erg in de mode lijkt te zijn, is hierin volgens mij nog best wat te ontdekken. Gelukkig maar.

Vanuit mijn interesse voor het hanteren van spanningsvelden in het vakgebied bezocht ik ook regelmatig sessies die gingen over dilemma’s en paradoxen; een onderzoeksthema dat de afgelopen jaren sterk in opkomst is. Die sessies vonden tot mijn eigen verrassing vooral plaats bij de divisie Organizational Behavior. Op zich ook weer niet zo heel gek: dat thema sluit aan bij het werk van James March (die van de paradox tussen ‘exploration’ en ‘exploitation’). March is kort geleden overleden en werd in een aparte sessie uitvoerig gelouwerd. In een paneldiscussie werd onder leiding van Marianne Lewis de laatste stand van zaken besproken m.b.t. de ‘microfoundations of paradox’, waarbij zij een vierdeling maakte tussen paradoxen in ‘learning, organizing, belonging and performing’. Interessante materie, aangezien een van de moeilijkheden waar een consultant zich voor gesteld ziet gaat over een en/en keuze: en stimuleren van leerprocessen en realiseren van beoogde doelen.

En tenslotte volgde ik sessies bij de divisie Research Methods, vooral om helder te krijgen wat er op dit moment in academisch onderzoek gebeurt, wat er allemaal moet, maar ook wat er nog meer kan en inmiddels wellicht ook mag. Sommige workshops hadden een gedegen maar enigszins traditioneel karakter, bijvoorbeeld over het hoe en wat van de Grounded Theory benadering (waarbij we met een paar honderd deelnemers daadwerkelijk gingen coderen). Andere sessies behandelden relatief nieuwe benaderingen in kwalitatief onderzoek (zoals bijvoorbeeld proces-analyse met behulp van video-opnames), onderzochten de spanning tussen wetenschappelijk onderzoek en praktijkonderzoek, of zochten gericht inspiratie vanuit actieonderzoek en Appreciative Inquiry. Ik nam ook deel aan een symposium met de intrigerende titel: ‘Templates in qualitative research methods: how have we got here and how do we get out?’  Diverse onderzoekers (zoals Saku Mantere, Karen Locke en ook onze eigen Joep Cornelissen van de Erasmus Universiteit) benadrukten dat een onderzoeker wat hen betreft niet strikt een bepaalde benadering (bijvoorbeeld: Grounded Theory) hoeft te volgen, maar best een eigen stem mag -en misschien wel moet- hebben. Als hij maar laat zien dat hij op de hoogte is van de verscheidenheid aan methoden die beschikbaar zijn en op een gedegen wijze beredeneert hoe hij tot een eigen creatief ontwerp is gekomen om zijn onderzoeksvraag te beantwoorden. Zij noemen dat ‘methodologische bricolage’. Dat steunt me om vanuit mijn huidige onderzoek naar adviseurs een vervolg te maken is naar actieonderzoek met adviseurs.

Overvol van alle nieuwe inzichten en waardevolle contacten keerde ik huiswaarts. Gelukkig heb ik de tijd om me het gebodene eigen te maken en er mijn eigen draai aan te geven. De uitdaging is om te zijner tijd zelf ook wat lekkers toe te voegen aan die befaamde Academy of Management…

Comment

There is no comment on this post. Be the first one.

Leave a comment